Tussen mij en de orchidee staan de muren,
vele kleuren, geuren en de bomen;
de jong makende dromen,
en mijn gedachten: orchideeënliefde zal mij nooit overkomen!

”Wat iedere man bemint,
een rebellerende wind, komt met de volle maan”
De vrolijke haan,
fluisterend, bracht mij in die waan!

Tussen het pure onschuld en de warme stem,
sta ik klem; onvermogen,
tegen de schoonheid van de mooie ogen
mijn verstand schreeuwt: dat zal nooit mogen!

Onbevangen kijkt de orchidee,
geen idee! geen idee van afstand, uit een raam,
en roept: aangenaam!
Aangenaam is het uitspreken van mijn naam!

Ridderlijk staat het hart tot zijn dag,
op je lach te waken,
je tederheid te bewaken,
te dromen; het onbereikbare aan te raken!